Post by kipspul on Sept 2, 2006 17:53:16 GMT 1
De sneew stopte met vallen. Alles wachtte een seconde, een jaar, een millenium - een eeuwigheid toen de zon doorbrak en het licht liet schijnen op ons. Een gebroken troepje rafelige reizigers. Schijnbaar als nutteloos door de samenleving uitgespuugd, verjaagd.
Mijn blik gleed over Jaron's smalle schouders, voor me. Hij was magerder geworden. Iedereen was magerder geworden, maar Jaron nog het meest. Hij voelde zich het meest onder druk gezet in het wrede spel dat de Spelmeester met ons speelde. Ik wist niet waarom, maar ik wist dat die druk hem te veel zou worden voordat hij echt verslagen zou zijn.
Helemaal vooraan de groep stopte Illiath. Hij was onze leider geworden, schijnbaar uit het niets naar voren gestapt toen iedereen al opgegeven had. Iedereen. Ik nam de groep in me op, persoon na persoon.
Anders. Eigenlijk heette hij Youriach; en hij was een van Arachan's meest toegewijdde ondergeschikten geweest voor hij verdacht was van verraad. Een gedaantewisselaar, in staat om zichzelf te veranderen in wat hij ook wilde - en helaas ook een Weerwolf. Hij had ons verteld dat hij vanavond onze groep zou verlaten en pas na vijf dagen weer terug zou komen. Er zou anders kans zijn dat hij een van ons...
Er was nog zo'n vroegere vazal van Arachan. De zwijgzame Aurorin sjokte achter zijn vriend aan, zijn gezicht een masker van nietsziende angst. Zo keek hij al sinds de avond dat het Spel echt begon. Hij - als begaafd Illusiemagiër - deed niet eens moeite zijn emoties te bedwingen of verbergen. Het maakte me bang op de paniek op zijn gezicht te zien, elke keer als de naam 'Arachan' of 'Anrael' viel. Het maakte dat ik me kwetsbaar voelde. Zonder andere reden.
Cillir was totaal niet kwetsbaar. Hij, een vroeger onderdeel van Arachan's Jagers, was nu prooi geworden - maar hij nam het nog al koeltjes op. Één egoïstisch brok zelfvertrouwen. Ik merkte dat ik hardop en tamelijk sceptisch snoof toen ik dat bedacht. Walgelijk mannetje. Voorlopig had hij nog geen poging gedaan om Jaron te vermoorden, maar dat was alleen maar omdat hij Anrael éérst wilde verslaan. Hij wilde als enige van ons winnen om de hoofdprijs - blijven leven en Arachan opvolgen.
En hoe dacht Arachan ons ooit nog aan zijn kant te krijgen, nu hij dit gedaan had? Er waren alleen maar vragen en geen antwoorden. Illiath besprak iets met Anders, wees met een dik in vuile lappen ingepakte hand naar het noorden. Ik kreunde. Nog verder naar het noorden. En onze knielange laarzen wáren al niet hoog genoeg meer om boven de sneeuw uit te steken...
Mijn blik gleed over Jaron's smalle schouders, voor me. Hij was magerder geworden. Iedereen was magerder geworden, maar Jaron nog het meest. Hij voelde zich het meest onder druk gezet in het wrede spel dat de Spelmeester met ons speelde. Ik wist niet waarom, maar ik wist dat die druk hem te veel zou worden voordat hij echt verslagen zou zijn.
Helemaal vooraan de groep stopte Illiath. Hij was onze leider geworden, schijnbaar uit het niets naar voren gestapt toen iedereen al opgegeven had. Iedereen. Ik nam de groep in me op, persoon na persoon.
Anders. Eigenlijk heette hij Youriach; en hij was een van Arachan's meest toegewijdde ondergeschikten geweest voor hij verdacht was van verraad. Een gedaantewisselaar, in staat om zichzelf te veranderen in wat hij ook wilde - en helaas ook een Weerwolf. Hij had ons verteld dat hij vanavond onze groep zou verlaten en pas na vijf dagen weer terug zou komen. Er zou anders kans zijn dat hij een van ons...
Er was nog zo'n vroegere vazal van Arachan. De zwijgzame Aurorin sjokte achter zijn vriend aan, zijn gezicht een masker van nietsziende angst. Zo keek hij al sinds de avond dat het Spel echt begon. Hij - als begaafd Illusiemagiër - deed niet eens moeite zijn emoties te bedwingen of verbergen. Het maakte me bang op de paniek op zijn gezicht te zien, elke keer als de naam 'Arachan' of 'Anrael' viel. Het maakte dat ik me kwetsbaar voelde. Zonder andere reden.
Cillir was totaal niet kwetsbaar. Hij, een vroeger onderdeel van Arachan's Jagers, was nu prooi geworden - maar hij nam het nog al koeltjes op. Één egoïstisch brok zelfvertrouwen. Ik merkte dat ik hardop en tamelijk sceptisch snoof toen ik dat bedacht. Walgelijk mannetje. Voorlopig had hij nog geen poging gedaan om Jaron te vermoorden, maar dat was alleen maar omdat hij Anrael éérst wilde verslaan. Hij wilde als enige van ons winnen om de hoofdprijs - blijven leven en Arachan opvolgen.
En hoe dacht Arachan ons ooit nog aan zijn kant te krijgen, nu hij dit gedaan had? Er waren alleen maar vragen en geen antwoorden. Illiath besprak iets met Anders, wees met een dik in vuile lappen ingepakte hand naar het noorden. Ik kreunde. Nog verder naar het noorden. En onze knielange laarzen wáren al niet hoog genoeg meer om boven de sneeuw uit te steken...